Na de aanslagen in Brussel vernamen we dat verschillende moslimjongeren de aanslagen en het terrorisme goedkeurden. Het gaat hier niet alleen over moslimjongeren die een sterk wij-zij-denken hanteren, ook over het goedkeuren van geweld tot het presenteren van de gewapende strijd als enige oplossing, waarbij alles geoorloofd is. Dit kan zich op diverse manieren uiten, door bv. aanslagen of ander geweld goed te keuren of te rechtvaardigen, aan te geven zelf te willen strijden of geweld te willen gebruiken, discriminerende uitspraken te doen, haatdragende, ontmenselijkende of naar geweld verwijzende afbeeldingen, filmpjes of teksten te verspreiden.
Omgekeerd zorgde de aanslag van de extreemrechtse Brenton Tarrant in Christchurch (Nieuw Zeeland) voor heel wat spanningen en polarisatie op scholen vanuit extreemrechtse hoek. Meer info over hoe hier mee omgaan vind je bij de casus van rechts-extremisme en nazisme.
Het is van belang hier tijdens de lessen Geschiedenis tijd voor te maken. Los van de foute houding van de jongeren, zijn het immers items die in het leerplan Geschiedenis verwerkt zitten.[1] Ook hier verwijzen we naar tools rond kritisch denken binnen de leerlijn Actief burgerschap[2].
[1] Vlaamse Overheid, “Onderwijsdoelen En Leerplannen in Het Secundair Onderwijs,” Onderwijs Vlaanderen, n.d., https://onderwijs.vlaanderen.be/nl/onderwijsdoelen-leerplannen-secundair-onderwijs.
[2] GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, “GO! Pro – Leerlijn Actief
We mogen niet in paniek schieten en dienen oog te hebben voor enkele gevoeligheden, immers elkeen bekijkt een aanslag of een terreurdaad vanuit zijn eigen perceptie en referentiekader.
In scholen met een heel divers publiek is het cruciaal om – als er zich ergens een aanslag voordoet – dit altijd open te trekken en los te komen van de specifieke aanslag ‘an sich’, en een minuut stilte te houden met de bewuste aanslag als directe aanleiding, maar met oog voor andere aanslagen of geweld elders ter wereld. Want wat voor sommige jongeren dichtbij is, is voor ons veraf en omgekeerd. Door het open te trekken en te focussen op gedeelde waarden en een stiltemoment tegen geweld en terreur waar ook ter wereld, realiseer je een sterke verbondenheid.
Verder is het belangrijk niet alleen stil te staan bij aanslagen in het Westen, doch ook oog te hebben voor aanslagen elders in de wereld.
Door in het midden te gaan staan en te focussen op een stil moment tegen geweld of terreur waar ook ter wereld, hanteren we het polaristatiemodel van Bart Brandsma[1].
[1] Bart Brandsma, Polarisatie : Inzicht in de Dynamiek van Wij-Zij Denken (Schoonrewoerd: Bb In Media, 2019).
Na de aanslagen in Brussel stelde een politicus dat een ‘significant’ deel van de moslimgemeenschap aan het feesten was. Door het woord ‘significant’ te gebruiken, werkte deze uitspraak zeer polariserend en zorgde voor heel wat ongenoegen bij de moslimgemeenschap in ons land. Dit versterkte het wij-zij-denken en de polarisatie tussen moslims en niet-moslims. Het gebruik van het woord ‘significant’ duidde volgens sommige ook op een stuk naïviteit en leidde tot het versterken van de complottheorie ‘de overheid is tegen ons’ bij sommige moslimjongeren.
Het steeds geconfronteerd worden met cijfers en aanslagen, games waarin je zelf virtueel mensen kan doodschieten, geweldfilms … hebben ons minder gevoelig gemaakt voor de dood in het algemeen. Hierdoor is het mogelijk dat jongeren vanuit een zekere naïviteit over terreur gaan spreken en zonder het eigenlijk zelf echt te beseffen dit gaan goedkeuren.
Verder hebben we ook te maken met heel veel jongeren van de tweede of derde generatie die weliswaar fysiek aanwezig zijn in België, in Vlaanderen, in onze klas, maar die nog enorm betrokken zijn met de situatie in hun land van herkomst. Die jongeren worden op sociale media en via satellietkanalen overspoeld met nieuws over tragische aanslagen in de regio vanwaar ze afkomstig zijn. Het discours van sociale media en satellieten uit die regio’s is zeer polariserend en heeft het steeds over westerse agressie en de schuld van het Westen.
Ook wanneer er aanslagen gepleegd worden in de regio van afkomst van jongeren, wordt, door de manier waarop westerse media hiermee omgaan, bij de jongeren vaak de indruk gecreëerd dat men dit niet belangrijk vindt of dat de levens van de slachtoffers van die regio minderwaardig zijn. Jongeren kunnen hier heel verontwaardigd over zijn. Soms volstaat het gewoon te duiden dat dergelijke berichten de man in de straat hier niet bereiken of, in heel veel gevallen, minimaal getoond of besproken worden omdat we er ons gewoon minder verbonden mee voelen. Wat voor hen dichtbij is, is voor ons veraf en omgekeerd. Het is belangrijk als leerkracht bij dergelijke gevoeligheden stil te staan.
Dit verklaart waarom jongeren van een andere origine anders reageren op aanslagen die geografisch in het Westen worden gepleegd en dichter bij huis zijn dan op feiten die zich ver van hen afspelen maar waarmee zij zich wel verbonden voelen door hun herkomst. De perceptie van wat dichtbij is en wat ver is, is voor hen helemaal anders. Het opentrekken en naar het midden gaan door te focussen op verbinding en een afkeer van geweld of terreur waar ook ter wereld, kan een dergelijke polarisatie ontmijnen.[1]
[1] Karin Heremans, Mijn Kleine Jihad : Gedeelde Waarden Voor de Samenleving (Antwerpen ; Amsterdam: Houtekiet, 2017).
THE E-LEARNING TOOL
This project is co-funded by the Internal Security Fund of the European Union – GA N° 871038