Het komt voor dat levensbeschouwelijke kaders botsen met wetenschap in de klas. Het bekendste voorbeeld is het conflict tussen letterlijke lezingen van godsdienstige teksten over het ontstaan en de ontwikkeling van leven op aarde inbegrepen de mens en de biologische evolutie.
[elementor-template id="4464"]
[1] GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, “‘Samen Leren Samenleven’ - Ons PPGO!,” GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, 2015, https://www.g-o.be/samen-leren-samenleven-ons-ppgo/.
[2] GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, “De Evolutie van Adam En Eva,” GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, 2018, https://www.g-o.be/de-evolutie-van-adam-en-eva.
[3] Vlaamse Overheid, “Onderwijsdoelen En Leerplannen in Het Secundair Onderwijs,” Onderwijs Vlaanderen, n.d., https://onderwijs.vlaanderen.be/nl/onderwijsdoelen-leerplannen-secundair-onderwijs.
In de les waarin wetenschappelijke inhoud onderwezen wordt, past het niet om creationisme of intelligent design als serieuze concurrenten voor de biologische evolutie te presenteren. Dat zou neerkomen op wetenschappelijk relativisme en indruisen tegen de leerplannen. De biologische evolutie is een wetenschappelijk gegeven waarover leraren geen compromissen moeten aangaan. Anderzijds moeten we ons ook afvragen hoe de geesten van jongeren ‘geopend’ kunnen worden voor de biologische evolutie. Het is hier dus belangrijk een empathisch gesprek te voeren, veel vragen te stellen en de jongeren zelf tot inzichten te laten komen.
Maarten Van Alstein wijst erop dat het nuttig kan zijn om de verhouding tussen godsdienst en wetenschap toch een plaats te geven in lessen over biologische evolutie. Met andere woorden: leraren leggen ook gevoeligheid aan de dag voor het conflict dat jongeren kunnen ervaren tussen hun traditionele opvattingen en de wetenschap waarmee ze in de klas in aanraking komen. Het gaat er hier niet om dat creationisme in de wetenschapsles gepresenteerd wordt als een redelijk alternatief voor de biologische evolutie, noch dat creationisme een gelijk deel van de aandacht zou moeten krijgen. Het gaat er vooral om dat leraren proberen een klasklimaat te bewerkstelligen waarin zelfs vurige godsdienstige jongeren evolutie met een open geest leren benaderen.[1]
De volgende richtingwijzers kunnen daarbij van nut zijn:
[elementor-template id="4467"]
[1] Maarten Van Alstein, Omgaan Met Controverse En Polarisatie in de Klas (Kalmthout: Pelckmans Pro, 2018), 134.
In sommige gemeenschappen ligt de kennis over en de aanvaarding van de evolutie van levende wezens moeilijk. In 2005 al schreef biologe An Bogaerts een scriptie over de biologische evolutie ‘Allah of aap’. Ze vroeg aan tweehonderd katholieke, joodse en islamitische jongeren of de mens afstamt van ‘aapachtige'. Bij jongeren die zich als katholiek omschreven, twijfelde 14 procent aan die stelling, bij joodse jongeren was dat 61 procent en bij moslimjongeren 82 procent.[1] In de Verenigde Staten verwerpt een deel van de bevolking de evolutie. In Nederland en België is het vooral de reformatorische kerk geweest die zich hiertegen verzette.
Ook uit andere bevragingen, blijkt dat er nog steeds een hardnekkige onderstroom aanwezig is bij sommige jongeren die het gezag van hun religie hoger achten dan wetenschappelijke bevindingen. Daarnaast blijkt uit een onderzoek van tijdschrift Klasse (2010) dat vier op de vijf islamleerkrachten van mening is dat het creationisme moet onderwezen worden in de lessen islam. Over het algemeen vindt een op de vier leerkrachten dat dat kan binnen de lessen islam. Het feit dat de Turkse regering de biologische evolutie uit de schoolcurricula schrapte in 2017, helpt de zaak natuurlijk niet, daar de politieke situatie sterk leeft bij de Turkse gemeenschappen in België.
Over evolutie is er binnen wetenschappelijke kringen geen discussie: ‘Evolutie is een feit.’ Indien je geconfronteerd wordt met jongeren die zich vanuit hun ‘islamitische achtergrond’ volstrekt verzetten tegen de biologische evolutie, kan het handig zijn om te verwijzen naar islamitische geleerden zoals Ibn Rushd, die de rol van de Rede bepleitte, of Ibn Khaldun. Laatstgenoemde gaf zelfs een voorafspiegeling van Darwins theorie. Hij constateerde namelijk dat alles wat bestaat zich langzaam ontwikkelt in een proces waarbij het ene stadium in zich de voorbereiding draagt van de volgende stadia van ontwikkeling.
Daarnaast is het bekend dat Darwin en zijn tijdgenoten op de hoogte waren van de bevindingen van islamwetenschappers in het domein van evolutie. John W. Draper, tijdgenoot van Darwin, beweerde zelfs dat de ‘mohammedaanse theorie van de evolutie’ uit de tiende en elfde eeuw de biologische evolutie veel breder kaderde dan Darwins toenmalige theorie, daar zij toen al spraken over evolutie bij anorganische of minerale zaken. Hij merkte tevens terecht op dat het niet Ibn Khaldun was die als eerste islamitische wetenschapper de biologische evolutie beschreef. Het waren namelijk Al-Jahiz en Al-Nakhshabi die in de 9e en 10e eeuw spraken over concepten als ‘survival of the fittest’ en veranderende omgevingsfactoren die nieuwe eigenschappen deden ontwikkelen in nieuwe (dier)soorten. Al-Nakhshabi voegt eraan toe dat mensen voortkomen uit ‘voelende wezens’ (dieren), die op hun beurt uit plantaardige wezens voortkomen, die dan weer uit ‘samengeklonterde substanties’ ontstaan zijn, die zelf uit ‘elementaire kwaliteiten’ (deeltjes) bestaan. Die laatsten vinden hun oorsprong in ‘hemelse lichamen’.[2]
Dr. Rana Dajani, pleitbezorger van het onderwijzen van de biologische evolutie aan moslimjongeren, schrijft in Nature dat de controverse in de islamitische wereld over de biologische evolutie pas begon toen Darwins theorie gekoppeld werd aan kolonialisme, imperialisme, het Westen, atheïsme, materialisme en racisme. De moslimtheologen gebruikten christelijk geïnspireerde creationistische argumenten om hun stelling te verdedigen waardoor de westerse ‘oorlog’ tussen wetenschap en religie werd geïmporteerd naar de islam.[3]
Ondanks het gebrek aan betrouwbare Arabische vertalingen van de originele Engelse teksten over biologische evolutie, waren er onder de schaarse Arabische wetenschappers in de negentiende eeuw enkelingen die de leer toch in overweging namen, zoals Hussein al-Jisr. Hij trachtte gelijkenissen te zoeken tussen het darwinisme en enkele Koranische verzen, waaronder vers 21:30 (hoofdstuk al-Anbiya), waarin gesteld wordt dat Allah ‘alle levende dingen uit het water maakte’. Tevens stelde hij ook vast dat de Koran niet gebruikt kon worden om de biologische evolutie te verwerpen, aangezien erin niet werd tegengesproken dat levende wezens gradueel tot stand gekomen zouden zijn.[4]
Nascholingen hier rond kunnen aangevraagd worden bij het GO! Koninklijk Atheneum Antwerpen. Mailen kan naar info@atheneumantwerpen.be.
[1] An Bogaerts, “De Ontkenning van de Evolutietheorie Door de Islam. Allah of Aap - Moslimcreationisme in Vlaanderen” (Thomas Moore Hogeschool, 2005).
[2] Karin Heremans, Mijn Kleine Jihad : Gedeelde Waarden Voor de Samenleving (Antwerpen ; Amsterdam: Houtekiet, 2017).
[3] Rana Dajani, “Evolution and Islam - Is There a Contradiction?,” Muslim Science, August 9, 2015.
[4] Karin Heremans, Mijn Kleine Jihad : Gedeelde Waarden Voor de Samenleving (Antwerpen ; Amsterdam: Houtekiet, 2017).
[elementor-template id="4470"]
[1] An Bogaerts, “De Ontkenning van de Evolutietheorie Door de Islam. Allah of Aap - Moslimcreationisme in Vlaanderen” (Thomas Moore Hogeschool, 2005).
[2] Karin Heremans, Mijn Kleine Jihad : Gedeelde Waarden Voor de Samenleving (Antwerpen ; Amsterdam: Houtekiet, 2017).
[3] Rana Dajani, “Evolution and Islam - Is There a Contradiction?,” Muslim Science, August 9, 2015.
[4] Karin Heremans, Mijn Kleine Jihad : Gedeelde Waarden Voor de Samenleving (Antwerpen ; Amsterdam: Houtekiet, 2017).
THE E-LEARNING TOOL
This project is co-funded by the Internal Security Fund of the European Union – GA N° 871038